Hoewel individualisme een filosofisch gegeven is, gaat dit boek niet over de filosofie van het individualisme. Veeleer gaat het over hoe het individualisme gepromoot kan worden bij ouders van jonge kinderen, hoe het toegepast kan worden in regelgeving en hoe het beter kan gedijen in een sociale, seculiere samenleving.
De lezer wordt meegenomen op een levensreis, van geboorte tot voorbij de pensionering. Soms vrolijk, soms bikkelhard of doodernstig zijn de ideeën die ergens in het brein van een denker ontstonden. Dit boek is dus niet van één persoon, maar van velen die zich de laatste decennia bezighielden met (het bestuderen van) het opvoeden van kinderen, het bestrijden van armoede, het zoeken naar geluk, het aanpassen van reglementeringen en wetten aan onze nieuwe maatschappijvorm(en) en het in/aanpassen van onze multiculturele samenleving in de veranderende wereld.
Het in de praktijk brengen en vooral het coördineren van individuele rechten van baby’s, kinderen, jongeren, (toekomstige) ouders, zieken, mensen met een beperking of zij die in armoede leven, werknemers en gepensioneerden is niet altijd vanzelfsprekend. Ook gemeenschappen zoeken rechten die niet altijd stroken met wat we tot nu toe in onze Europese/westerse) liberale democratieën gewend zijn. Toch bestaat er voor elk probleem een solidaire oplossing.
Anderzijds is dit geen boek dat enkel maar (deel)oplossingen wil voorstellen. Neen, de voorstellen zijn puzzelstukjes die jammer genoeg niet exact in elk kader passen. Het is dan ook onontbeerlijk dat de lezer enige soepelheid in het beoordelen van de voorstellen aan de dag legt. Bekijk liever het grotere geheel.
Dit boek is een toekomstboek en bouwt voort op wat bestaat en verworven is. Er wordt hier haast met geen woord gerept over de geschiedenis. Maar vanzelfsprekend hebben de oude Grieken, de Romeinen, de godsdiensten, de Verlichting en haar filosofen, de revoluties en de oorlogen alle bijgedragen tot wat Europa op het eind van de 20ste eeuw geworden is: een vereniging van natiestaten gebaseerd op een homogene samenleving met gemeenschappelijke waarden en normen.
Lezers met kennis van de filosofie zullen wellicht de individualistische ethiek van Jeremy Bentham (1748-1832) en het sociaal utilitarisme van John Stuart Mill (1806-1873) voelen doorschemeren, maar dat mag de andere lezers zeker niet afschrikken. Daarnaast ben ik – zoals wellicht velen van mijn leeftijdsgenoten – onbewust ook kind van de tijdsgeest van wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902-1994). De open samenleving die hij voorstaat en de wijze waarop die via ‘Social Engineering’ hervormd kan worden, is een rode draad in dit boek.
Er wordt enkel in de tegenwoordige en toekomstige tijd geschreven. Als de lezer aanvoelt dat hij wat meer over onze (voor)geschiedenis wil weten om het uitgangspunt van dit boek beter te kunnen plaatsen, dan is er een overaanbod aan lectuur. Wil je het bij één boek houden, dan is ‘Links-liberalisme’ van mijn dorpsgenoot en inspirator Herman Lauwers een goede toeleiding tot dit boek. De behandelde materie is complex; daarom is zoveel mogelijk vermeden met cijfers om de oren te slaan. Met cijfers kan je immers (bijna) alles verklaren. Soms moet er uitgeweid worden om iets goed te duiden, waardoor de lectuur zou kunnen gaan vervelen. Ik heb geprobeerd om met een vlot toegankelijke schrijfstijl de lezer voorbij deze klippen te loodsen, zodat hij gemakkelijker het volledige plaatje kan zien. Maar eens je Utopia gezien hebt, begint het pas. Elke verandering is ooit begonnen met het ondenkbare. En telkens is het ondenkbare toch tot stand gekomen door de durf van pioniers, de verbetenheid van actievoerders, de inzet van velen en het geloof van mensen.