Nu alle partijen hun programma kenbaar gemaakt hebben en ook het Planbureau zijn duit(je) in het zakje heeft gedaan is het tijd om het eigen verkiezingsprogramma te distilleren en het aan een test te onderwerpen.
Een reeks artikelen i.v.m. de verkiezingen van 2024 door Marcel De Beukeleer
Een veel gehoorde bemerking over onze democratie is dat ze een particratie geworden is. De macht zat vroeger bij mannen zoals vakbondsleiders, bisschoppen of industriëlen. Nu zit ze bij de politieke partijen en vooral bij hun voorzitters. Misschien kan men zich nog wel afvragen of de machtigen van toen nu ook nog de touwtjes in handen hebben en of de partijvoorzitters niet hun marionetten zijn? Af en toe wordt dat vermoeden bevestigd, zoals Bart De Wever (voorzitter N-VA) ooit zei dat VOKA (Vlaamse Ondernemingen en Kamers van Ambachten) zijn ‘baas’ was.
Als we van de particratie terug een democratie willen maken, dan kan dat alleen maar door de macht van de partijen af te bouwen en ‘het volk’ (demos) meer ‘macht’ (kratos) te geven. In elke partij zijn er al signalen daarover opgevangen. Of die écht gemeend zijn, dat weten we niet. Wat het volgens mij zou moeten worden weet ik dus wel en dat deel ik dan ook graag met eenieder die het wil.
Directe democratie betekent hoofdzakelijk dat de kiezer meer directe inspraak heeft bij allerhande beslissingen. De belangrijkste inspraak is uiteraard de verkiezingen. Maar ook tijdens een legislatuur (regeerperiode) is het soms nodig en gewenst dat de mening van (een deel van) de bevolking kan gevraagd worden. Daartoe bestaan er verschillende mogelijkheden, maar laat ons beginnen met de verkiezingen.
Nu kennen we een ‘getrapte’ verkiezing. De kiezers duiden een parlement aan en vanaf dan beslissen deze ‘volksvertegenwoordigers’ alles onder elkaar omdat ze – zo vinden ze zelf – een ‘mandaat’ (volmacht en/of opdracht) van de kiezer gekregen hebben. Dat parlement is samengesteld uit ‘plaatselijke volksvertegenwoordigers’, dat wil zeggen dat niet elke kiezer de keuze heeft gekregen uit alle kandidaten maar enkel deze uit zijn ‘kiesdistrict’. Zo kan iemand uit West-Vlaanderen niet kiezen voor een kandidaat die in Limburg woont, of kan een Vlaming niet kiezen voor een kandidaat uit Wallonië, tenzij hij daar gaat wonen. Ook kan een kiezer zijn voorkeur niet uitspreken voor een regeringslid, want politici zeggen (bijna) nooit of ze kandidaat minister zijn. Soms zeggen ze ‘als ik er voor gevraagd ben, dan wil ik mijn verantwoordelijkheid wel nemen’. Ze bedoelen: als hun partijvoorzitter er in slaagt om zijn partij in een regering te loodsen na meestal vele duistere onderhandelingen in achterkamers en/of kastelen.
Het lijkt mij beter dat elk parlement gekozen wordt door kiezers uit het gebied waarvoor dat parlement bevoegd is. Dus één kieskring voor het federaal parlement, één kieskring voor elk gewest, één kieskring voor elke provincie en dus ook één kieskring voor elke gemeente, wat nu al het geval is. Ik noem de gemeenschappen niet, omdat ik vind dat deze mogen verdwijnen, zoals dat in de praktijk in Vlaanderen al is. Dat houdt ook in dat de Oostkantons een gewest worden.
Ons Belgisch parlement heeft nu nog 2 kamers, namelijk de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. Er gaan al langer stemmen op om de Senaat af te schaffen. Sommigen pleiten om de Senaat te vervangen door een permanente Burgerdialoog naar het voorbeeld van de Ostbelgien. Burgers meer inspraak geven is altijd een goed idee, maar of dat dan met een bijkomend orgaan met beperkte bevoegdheden en raadgevende stem moet? Ik denk dat het beter is om de parlementsleden zelf te versterken met de mogelijkheid om burgers te betrekken bij hun beslissingen. Dan denk ik aan de commissies waar het échte werk gebeurt. Die zouden kunnen aangevuld worden met een ad hoc panel van gelote burgers, enerzijds voldoende representatief voor de ganse bevolking, anderzijds voldoende op de hoogte van de taken van de commissie. Zo’n panel zou zich zoals elke parlementslid mogen informeren bij de ambtenaren of studiediensten van het parlement. Tevens zou dit panel op vraag van voldoende burgers te bespreken thema’s op de agenda mogen plaatsen, iets wat nu ook al via het (nogal bureaucratisch) indienen van een verzoekschrift kan.
Ook een veel gehoorde opmerking is dat de politici niet verder kijken dan naar de volgende verkiezingen. Volgens sommigen steken zij meer energie in het opnieuw verkozen geraken dan in het wetgevend werk. Daar valt iets voor te zeggen. Als interim-manager ondervond ik ook dat ik altijd wat verder moest kijken dan het contract waaronder ik werkte. Een volgend contract is altijd wat onzeker en dat is niet anders bij politici. Daarom stel ik voor om enerzijds de legislatuur (terug) op 4 jaar te brengen en anderzijds slechts 2/3 van het parlement te vernieuwen bij verkiezingen. Het is aan het parlement zelf om de 1/3, dus 50 parlementsleden aan te duiden die één extra legislatuur mogen blijven. De wetsvoorstellen die deze parlementsleden (mede) hebben ingediend worden daarbij ook overgedragen naar de volgende regeerperiode. Dat zorgt voor wat meer continuïteit. Verder pleit ik voor een korte verkiezingscampagne van acht weken, vanaf 2 januari van elk schrikkeljaar die haar beslag krijgt op 29 februari die een vrije dag wordt voor iedereen. Stelselmatig zou ook het aantal parlementsleden moeten kunnen in verhouding gebracht worden met het bevolkingsaantal, bijvoorbeeld één parlementslid per 100.000 inwoners.
Bovenstaande vernieuwingen gelden uiteraard ook voor de andere parlementen die ons land rijk is.
Om in de toekomst de particratie verder af te bouwen is het ook nodig om zowel de samenstelling van de kiezerslijsten als de samenstelling van de kabinetten te wijzigen. Uiteindelijk zouden we moeten evolueren naar één kiezerslijst per parlement, zonder partijen. Een naamlijst die ad random (willekeurig) gerangschikt is. Als een kandidaat tot een bepaalde kiesvereniging of partij behoort, dan kan dat eventueel achter zijn naam vermeld worden. Dat wordt dus één lang genummerd stembiljet. De kandidaten kunnen met hun nummer op het stembiljet de aandacht op hun kandidatuur trekken. Zo komt de nadruk te liggen op elke individueel verkozen parlementslid, dat daarna alle steun kan gebruiken. Daarvoor is het nodig dat elke volksvertegenwoordiger over voldoende personeel beschikt en daarnaast voluit beroep kan doen op ambtenaren en studiediensten van het parlement. Dat is een veel betere oplossing dan nu waarbij kabinetten van ministers ambtenaren ‘wegplukken’ bij de administratie. Die ministeriële kabinetten moeten dan ook fors afgeslankt worden.
Om de democratie nog verder te versterken is het ook nodig om de uitvoerende macht apart te verkiezen. Daarvoor is dan per parlement ook een apart stembiljet voor nodig. Elke kandidaat regeringsleider stelt zich samen met zijn ploeg voor. Hij voert campagne op basis van capaciteiten en niet op basis van plannen, beloftes en vooruitzichten. Het systeem waarbij een regering zelf wetsontwerpen kan opstellen en voorleggen aan het parlement komt in mijn visie te vervallen. Dat is ook een reden om de ministeriële kabinetten tot een minimum te beperken. De regering voert in de toekomst enkel nog uit wat het parlement heeft goedgekeurd. Daarnaast zullen er nog genoeg situaties zijn waarbij regeringsleden hun leiderschap en/of staatsmanschap zullen nodig hebben. Uiteraard heeft het parlement altijd nog de mogelijkheid om de uitvoerende macht te controleren en eventueel ter verantwoording te roepen. In het verlengde daarvan worden ook gouverneurs en deputés in de provincies, burgemeesters en schepenen in de gemeenten en – ook belangrijk – hoge openbare functies zoals politiecommissarissen, politie- en vrederechters op basis van capaciteiten verkozen.
Tot slot ook nog een woordje over de gemeenteraden. Die zijn – als permanente instelling – overbodig geworden. Met een op capaciteiten verkozen gemeentebestuur moet het mogelijk zijn goed te besturen. De meeste zaken waar nu de gemeenteraad zijn toestemming moet voor geven zijn routinezaken. Belangrijke beslissingen kunnen in rechtstreeks debat met de bevolking genomen worden. De gereedschappen daarvoor zijn al grotendeels aanwezig in de Gemeentewet. Een geloot burgerpanel, samengesteld volgens de noodwendigheden van de voorgestelde regelgeving, is hier ook de oplossing. Het burgerpanel zou dan gedurende een beperkte periode (bijvoorbeeld 6 maanden) regelmatig (bijvoorbeeld elke zaterdag) samenkomen om naar de argumenten van het gemeentebestuur en zo nodig ook van externe experts te luisteren om tot een goedkeuring, wijziging of afkeuring van de voorgestelde regel(s) te komen.
We zijn vandaag nog ver af van (mijn visie van) de Directe Democratie, die ik hier bewust met hoofdletters schrijf. Maar het is mijn diepste overtuiging dat we er naar evolueren. We zullen niet de eersten zijn. Ostbelgien, meer dan 25 staten van de Verenigde Staten en Zwitserland gingen ons al voor. Een land geleid door edellieden, kapitalisten en godsdiensten of door één ‘machtig’ persoon hebben we al gekend.
De inkt van mijn artikel is nog niet droog, of ik krijg al gelijk van ontslagnemend federaal kamerlid Koen Geens. In een interview in ‘De Ochtend (Radio 1) verklaarde hij dat ‘hij zich heeft ingehouden omwille van de particratie’. Als zo’n wijs man dat in het openbaar zegt, dat zal het wel waar zijn, zeker? ‘Ik vind dat er te veel tucht is vanuit de partij’, zei hei nog. Anderzijds is er te weinig tucht binnen de regering, want zij vormen geen ploeg. ‘Ik heb de indruk dat de regeringsleden daar zitten om de partijbelangen te behartigen en het algemeen belang minder belangrijk vinden’ zei ook nog.