Nu alle partijen hun programma kenbaar gemaakt hebben en ook het Planbureau zijn duit(je) in het zakje heeft gedaan is het tijd om het eigen verkiezingsprogramma te distilleren en het aan een test te onderwerpen.
Een reeks artikelen ivm de verkiezingen van 2024 door Marcel De Beukeleer
Wat houdt België samen? In één woord: de staatsschuld. Geen enkele partij wil dat de regio’s (de gewesten, de gemeenschappen) de schulden van België overnemen. Dus moet de federale overheid die schulden zelf afbetalen. Ze kan dat, maar dan zullen de dotaties – zeg maar het overhevelen van inkomsten – aan de regio’s moeten beperkt worden en/of zullen er nieuwe federale inkomsten – zeg maar belastingen – moeten bijkomen.
Anderzijds kijken nogal wat partijen naar bezuinigingen van de federale overheid. Dat is het gemakkelijkste. Partijen zijn immers regionaal georganiseerd en ze vinden het beter dat ‘de ander’ bezuinigt zodat zij regionaal wat meer kunnen uitgeven. Als die uitgaven dan zouden leiden tot meer investeringen en tewerkstelling, dan kan een mens nog hopen dat er dan meer inkomstenbelastingen en vennootschapsbelastingen uit voortvloeien. Maar ook dat is ijdele hoop, want die meerinkomsten gaan naar de federale staat en zijn dus niet interessant voor de regionale partijen.
De ‘Kop van Jut’ is de Sociale Zekerheid (SZ). De SZ, wereldwijd geprezen om zijn prachtig beschermingsmechanisme, is uiteraard een grote uitgavenpost. Dat is niet moeilijk te begrijpen. Met de vele gepensioneerden en langdurige zieken, de zorg voor personen met een handicap (die zelfs nog ondergefinancierd is) en het kindergeld (door Vlaanderen al verminderd) lopen de uitkeringen op. Vooral de rechtse partijen – wellicht onder druk van de werkgevers – willen bij de SZ ‘meer efficiëntie’, lees bezuinigingen. De werkgeversbijdrage aan de SZ is al lang een doorn in het oog van de werkgevers. Ze zouden liever hun werknemers betalen voor wat ze waard zijn, zonder bijkomende lasten. Daarom zoeken zij zeer inventief naar middelen daartoe, zoals daar zijn: de maaltijdcheque, de bedrijfswagen en recent ook nog de flexy-job. Ik vind het zeer merkwaardig dat geen enkele partij de werkgeversbijdrage aan de SZ wil afschaffen. Dat zou nochtans geen probleem mogen zijn. Nu bijna alle partijen ‘werken meer wil laten lonen’ en veel partijen een loonsverhoging noodzakelijk vinden, kan er gemakkelijk een compromis gevonden worden door tegelijkertijd de lonen en werknemersbijdrage aan de SZ te verhogen. En, als de werkgevers geen SZ bijdrage meer moeten betalen, zijn zij ook niet meer nodig in de cenakels van de SZ waardoor de werknemers samen met de overheid ‘hun’ SZ zelf mogen beheren. Daar wringt natuurlijk het schoentje.
België wordt ook nog samengehouden door een resem internationale verplichtingen, defensie en buitenlandse zaken. Ons diplomatiek korps, wederom wereldwijd geprezen, verricht soms wonderen. De buitenlandse handel zou nog een regionale bevoegdheid kunnen zijn, maar waar in de wereld, Nederland en Frankrijk uitgezonderd, kent men Vlaanderen of Wallonië beter dan België? Het lijkt mij beter om naar een formule van samenwerking te streven, maar dan met één leider, de federale overheid. Daar waar het moet of nodig is, is spreken met één stem zeer belangrijk. Het zou onze nationale spreuk ‘Eendracht maakt macht’ terug wat glans geven.
Ons leger betekent niks. We dragen nog wel wat te weinig bij aan onze NAVO-verplichtingen, maar bij de eerste de beste raketinslag zouden we ons land al niet meer kunnen verdedigen met hetgeen ‘landsverdediging’ tot zijn beschikking heeft. Het enige waar ik nog heil inzie (als kind van een militair, nota bene) is de opslorping van wat we nog aan bruikbaar materiaal en personeel bij defensie hebben door een interlandelijk of liever Europees leger. De rest van het verouderde materiaal mag naar het containerpark en de overtollige personeelsleden kunnen misschien terecht bij de staatsveiligheid, de civiele bescherming, een politie-eenheid of een bewakingsfirma.
België zal nog lang nodig zijn en blijven bestaan. De bevolking verandert echter aan sneltempo. Enkele decennia geleden kon men nog spreken over integrale gemeenschappen waar taal en cultuur de mensen verbond. Toen waren Vlamingen nog fier dat ze meerdere talen spraken, ze op vakantie de taal van het bezochte land konden spreken en zo veel meer waarde aan hun buitenlandse reis konden toevoegen. De werkelijkheid is vandaag anders en zal zeer snel heel multicultureel worden. Vind je het ook niet eigenaardig dat we vlot de talen van onze buurlanden of zelfs van Spanje spreken, maar dat we amper moeite doen om de talen van onze nieuwe buren te spreken? Uiteraard moeten die nieuwkomers ook moeite doen om onze taal te leren, maar zou het niet interessant zijn om ook de taal van onze nieuwe vakantiebestemmingen zoals Marokko, Turkije of Egypte een beetje te kennen?
Als taal en cultuur geen bindmiddel meer zijn, kan men ook niet meer van gemeenschappen spreken en blijven enkel de gewesten over om België samen te stellen. Met vier gewesten (Brussel, Oostkantons, Vlaanderen en Wallonië) die zo veel mogelijk zowel grondgebonden als persoonsgebonden bevoegdheden dienen te hebben, kan men een mooie federatie naar Zwitsers model vormen. Mits dan ook onze democratie grondig hervormt wordt. De contouren van deze nieuwe directe democratie, zoals ik ze zie, zijn het onderwerp van een apart artikel.