Door prof. em. dr. Jozef Corveleyn, klinisch psycholoog en psychoanaliticus (KU Leuven)
Al enkele weken breek ik mij het hoofd over ‘hoe begin ik aan een voorwoord voor Het solidair-individualisme van Marcel?’. Een beetje geschiedenis, denk ik al een hele tijd.
Best nog vertrekken van het lange traject van Marcel die ik al jaren tegenkom in de wereld van jeugdhulpverlening, pleegzorg en armoedebestrijding, etc. Dat was toen de dieren nog spraken. En meer bepaald de Vogels… ja, Mieke Vogels, toen zij Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen (1999-2003) was, een ‘groene’ van Anders Gaan Leven, in de voetsporen van CVP-ministers, met boegbeelden als Rika Steyaert, Jan Lenssens en Wivina Demeester, Luc Martens, de grondleggers van vernieuwingen in de Jeugdzorg.
Tijdens studiedagen en in adviesraden inzake de toen zeer noodzakelijke hervormingen in de organisatie en in de mentaliteit van de jeugdzorg: de noodzakelijke overgang van aanbod-gestuurd naar vraag-gestuurd.
Toentertijd was hij, samen met zijn partner, de stichter, bezieler en vertegenwoordiger van een heus ouder-platform dat in de loop der tijden vervelde van het wat sentimentele “Ons Kindje”, naar ROJ (Raad van Ouders van de Jeugdhulp), en tot slot naar “OudersNetwerk.Vlaanderen · Vereniging zonder winstoogmerk”. Eerst op internet-pagina‘s, nu onder die laatste naam op Facebook te vinden : https://www.facebook.com/OudersNetwerk.Vlaanderen/about/ . Van solo slim naar groepsspel.
Marcel is/was qua opleiding (zie zijn facebook-pagina : carrière in de verzekeringswereld https://www.facebook.com/SolidairIndividualisme/) al vroeg bekwaamd in de wereld van ICT. En hij had zelf als ouder heel wat meegemaakt, ook in het directe contact met de toenmalige wereld van de jeugdhulpverlening. En in het midden van alle moeilijkheden die hij en zijn vrouw meemaakten, is hij opgeveerd. Vanuit machteloosheid en verontwaardiging en bekommernis om het lot van kinderen die de (bijzondere) ‘jeugdbijstand’ meemaakten en vooral ook om het lot van hun ouders. Aan hen wou hij een stem geven. Hij wou beter gehoord worden. In de toenmalige ‘bijstand’ aan de jeugd, werden de ouders als falend terzijde geschoven. Dan maar publiek gaan. Dat had hij ongetwijfeld geleerd in de wereld waarin hij tot dan toe werkte en waarin hij opgeleid was. Opgeleid, niet in de sector van de sociale wetenschappen dus, noch in de wereld van de hulpverlening, heeft hij bijkomende opleidingen gevolgd en trad hij in dialoog met de specialisten van die tijd en daarna, en geleidelijk aan kwam hij meer en meer naar voren in allerlei publieke fora om de stem van de ouders te laten klinken.
In 1995 was Het zwaard van Damocles de trigger voor zijn intrede in deze wereld. Dat ‘zwaard’ was een boek van de KU Leuven specialist, Ides Nicaise (Onderzoeksleider – HIVA en Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen). Dat boek ging over ‘de moeilijke verhouding tussen kansarme gezinnen en de bijzondere jeugdbijstand in Vlaanderen’. In het slot van dat boek breekt Nicaise een lans voor de ‘erkenning van specifieke ouderverenigingen in de bijzondere jeugdbijstand’. En Ides vertelt verder dat Marcel en zijn partner die taak tot hun levenstaak hebben gemaakt. ‘Zij zijn geen ervaringsdeskundigen in de armoede maar weten wel uit eigen ervaring hoe het voelt als je eigen kinderen ‘geplaatst’ worden.’ Én vooral: ‘zij hebben in hun actie steeds oprecht de belangen van arme gezinnen mee verdedigd – wat niet evident is gezien het dubbele stigma dat op deze gezinnen rust’. ‘Zij hebben vanaf toen gestreden om de jeugdbijstand te helpen hervormen van gezinsvervangend naar echt gezinsondersteunend’1.
In Het solidair-individualisme laat Marcel De Beukeleer deze grondhouding ook duidelijk zien: het boek is een combinatie van levenservaringen en van zijn voortdurend doorleren, een combinatie van goed beluisteren van wat ervaringsdeskundigen of wetenschappelijke experten te zeggen hebben en zich dan laten horen. Het boek is qua inhoud zeer divers. Het is een collage van verkenningen in diverse domeinen, gaande van filosofie in het algemeen en politieke filosofie in het bijzonder, over ontwikkelingspsychologie en –pedagogiek, financies en fiscaliteit, sociologie en arbeidsbeleid en sociale zekerheid, telkens met eigen conclusies en inzichten en ook vooruitzichten en een toekomstvisie. Dus ogenschijnlijk altijd maar verder en verder weg van de jeugdzorg en tegelijk ook weer niet: het boek contextualiseert de problematiek die centraal staat in de jeugdzorg: toegankelijkheid en respect voor elke deelnemer zoals in een ware democratie (slothoofdstuk).
Marcel stelt zich op als goed geïnformeerde, emancipatie-nastrevende burger, die zijn medeburgers oproept zelf informatie op te zoeken en te toetsen en hij moedigt hen aan om zelf na te denken en niet slaafs de ‘beleidsmakers’ of ‘influencers’ te volgen. Deze houding heeft hem van in het begin van zijn ‘carrière’ in de jeugdzorg getypeerd. Kennelijk motiveerde dit hem om zich, mede namens minder mondige burgers, in te spannen om een stem te geven aan de mensen die hulpverlening ondervinden.
Dat is een ingewikkelde situatie, die er op het eerste gezicht simpel uitziet : hulp ga je vragen als je ten einde raad bent, of ze wordt je opgelegd als er volgens bevoegde diensten iets misloopt met een van je kinderen. De hulpvrager en de expert die hulp verleent. Een duo. Geen duet, want asymmetrisch per definitie. Simpel. Maar in allerlei domeinen ondervindt men dat verleende hulp maar echt werkt als de geholpene ten minste mee aan het stuur zit2. Dat klinkt simpel, maar dat is ingewikkeld.
Mee aan het stuur : vertrouwen is hiervoor van kapitaal belang. Niet alleen van de ontvanger in de expertise van de verlener, maar ook van de hulpverlener in de denk- en handelingsbekwaamheid van de ontvanger. In feite maakt hulpverlening de ontvanger van hulp nog meer kwetsbaar dan hij/zij al was voordien. Zij/hij botst niet alleen met een mislukking en met een onvermoede beperktheid in de eigen opvoedingscapaciteit, maar hij/zij moet de eigen intieme familiebeleving aan een vreemde toevertrouwen.
Zo ondervond Marcel als ouder dat je de controle over jezelf en je situatie verliest. Die wordt je uit handen genomen, hoe participatief en diagonaal de hulpverlening ook georganiseerd wordt. Dat was eind van de jaren 90 zeker nog niet zo, maar je kunt je met Marcel afvragen of het ondanks de evoluties van de laatste twintig jaar, nu wel echt anders is. Hoe goed bedoeld en niet-meer-moreel beoordelend die hulpverlening intussen ook georganiseerd wordt3.
De participatie en de formele gelijkwaardigheid van alle deelnemers aan het hulpverleningsproces ten spijt, deze situatie blijft toch altijd, onvermijdelijk wellicht, gekenmerkt door het gegeven dat diegenen aan wie hulp verleend wordt in de kwetsbaarste positie zit. En de experten, de hulpverleners, kunnen niet anders dan uitgaan van wat zij weten en geleerd en ondervonden hebben. Hoe vrij ze je in die situatie ook laten spreken en je gevoelens en ideeën laten uiten. Dat wordt onvermijdelijk toch gerecupereerd in het gehanteerde model, dat als richtsnoer dient. Jouw denken en voelen is aan vervanging toe. Je bent vastgelopen, of niet soms? Het nieuwe wordt je aangereikt.
Het wederzijdse vertrouwen dat nodig is om de hinder van deze asymmetrie voldoende te milderen, kan maar tot stand komen in een (meestal) langdurig proces. In dit proces is het nodig dat diegenen die ‘de leiding’ hebben zich bewust tonen van die feitelijke ongelijkheid, en ook dat diegenen aan wie hulp verleend wordt hun aarzeling om zelf te denken en denkkaders te verkennen, leren overwinnen in de dialoog. Zo zal zijn/haar persoonlijke nood aan steun wellicht beter gehoord worden en in rekening gebracht worden door de helper ook als die vooral het kind in het vizier moet houden.
Aan de kwetsbare hulpzoekers gaf en geeft Marcel De Beukeleer nu opnieuw een luide stem in de demonstratie van dit boek : hij laat zijn durf en moed zien om zelf te denken en te spreken, en om zo vrij mogelijk te verkennen en de eigen stem te verheffen. Experten beluisteren en aan het woord laten, maar niet slaafs opvolgen, ook niet als je hulp nodig hebt. Durven, ook in die situatie, op een zelfstandige manier in dialoog te gaan en het eigen denken de leiding laten behouden.
De hulpverlening moet wennen aan die mondige burger zoals de huidige generatie artsen heeft moeten leren om met de door dokter Google geïnformeerde patiënt efficiënt om te gaan, d.i. door haar/hem in het geneesplan en –proces actief te betrekken.
1 De citaten in deze alinea zijn uit Ides Nicaise (2010), persoonlijke mededeling.
2 Zie het beperkte overzicht van werkmodellen die uit deze vaststelling gegroeid zijn en eraan tegemoet trachten te komen.
3 Denksystemen en academische voorkeuren lossen elkaar af. Zij wisselen om de 5 à 8 jaar. Telkens een ‘nieuwe’, jongere academische generatie. Tussen de ‘generaties’ weinig samenhang of pogingen om de overgangen tussen systemen te verzorgen, laat staan om ze duidelijk te articuleren, ‘te ritsen’. Vanaf de jaren 90 wisselden in dit bewegend landschap ongeveer de volgende denkkaders elkaar af. Zonder enige ambitie om volledig te zijn : ‘Empowerment’-concept (origine : Paolo Freire, 1967 en 68: geloof in het beroep doen op de eigen krachten van de ‘onderdrukten’), was nadrukkelijk aanwezig in de zogenaamde PAO’s : het permanent armoede-overleg in sommige OCMW’s; daar kwamen alle diensten samen die bezig waren met één gezin, samen met het gezin; Outreaching-denken en –actiemogelijkheden, maar dat is nogal duur; het ‘Krachtgericht’ denken en –opleidingen; de gehechtheidstheorie en –praktijk, Fit in je hoofd : Geestelijke gezondheid voor alle Vlamingen!, Triple-P (uit Australië) gericht op begeleiden van problematische gezinnen; Contextueel denken in aansluiting bij systeem- en familietherapeutische benadering (ontstaan uit de anti-psychiatrische bewegingen van de jaren ’70); Het Participatieve werken; het Dalrymple-denken = ze zijn zelf verantwoordelijk; dus liefst de subsidiekraan zo dicht mogelijk voor steun aan kansarmen en … de subsidies van de overheid moeten aan alle gezinnen ten goede komen (natuurlijk) en men richt zich tot de modale burger met , initiatieven die weinig impact hebben op de generatiearme gezinnen en hun kinderen die de grootste nood hebben (‘eigen verantwoordelijkheid’!!); met eigen decreet en ministeriële besluiten (2013, 2014) (zie :http://www.huizenvanhetkind.be/hk/ ); vanaf 2014 Vlaamse decreet over pleegzorg : pleegzorg eerst!; sinds 2016 ‘Intersectoraal Zorgnetoverleg‘ (“voor kinderen en jongeren met een handicap en een complexe hulpvraag”) werkend volgens het model Wraparound afkomstig uit, of all places, de voor kansarmoedezorg bekende VSA, overgenomen in Nederland en daar efficiënt bevonden (zie allerlei studies) en dus, ook hier toepasselijk. Etc. Ik vermeld hier niet de gezondheidsmode-aandachtspunten : ADHD, ASS, stress, depressie, en het “iedereen aan de Mindfulness”, iedereen joggen, marathon… tochten naar Santiago etc.